Kijk mam, zonder kerosine!

Had ik zin om naar Kopenhagen te fietsen? Nou nee. Eigenlijk lijkt vliegen naar Bali of Zuid-Amerika me een stuk relaxter. Maar ja, het klimaat hè? Dus vooruit, ik heb een kind in Denemarken en na een eerdere heroïsche, vliegvrije tocht naar Tallinn, moet Bagsvaerd een makkie zijn. Dichterbij immers: maar 900 kilometer. We scherpen de ambities nog wat aan: dit keer gaan we zo footprint-arm mogelijk, dus ook de (huur)auto valt af.

Niet met de trein

In de internationale trein hebben we na diverse eerdere pogingen geen zin meer: vertragingen, gemiste overstappen, ondoorgrondelijke tijdtabellen en reserveringssystemen. Een rapport van Greenpeace dat uitkomt tijdens onze vakantie bevestigt wat we al dachten: duur en ingewikkeld. We wachten wel tot dat wat beter geregeld is. Blijft over: lopen (ja hoor, zodra we met pensioen zijn), de Flixbus (hm…) en de fiets. De echtgenoot en ik rijden allebei op een prehistorische stadsfiets met 3 versnellingen, waarop we Kopenhagen zeker niet gaan halen. Wat te doen?

Repareren en opnieuw gebruiken

Sinds het verschijnen van De verborgen impact van Babette Porcelijn weten we natuurlijk allemaal (toch?) dat de grootste CO2-impact ontstaat door de spullen die we kopen*, dus nieuwe fietsen willen we niet. Op Marktplaats vinden we allebei een fiets-met-potentie en daarop rijden we naar de fietsenmaker voor een grondige renovatie. Het kost wat moeite hem ervan te overtuigen dat we echt deze investering willen doen, maar daarna hebben we dan ook een vette Trek en een serieuze Santos, met alles erop en eraan, inclusief bagagerekjes. Nee, niet elektrisch natuurlijk, dan gebruiken we alsnog energie. Bovendien vinden we elektrisch fietsen meer iets voor bejaarden en verwende VanMoof-scholieren.

Ik koop wel een fietshelm. En – na een blik op het harde, smalle zadeltje – ook twee fietsbroeken met zo’n spons erin. Er staat eco op het label; nu maar hopen dat dat geen greenwashing is.

Fancy fietstassen

Fietstassen kunnen we lenen van broer en schoonzus. Het zijn fancy Ortlieb-tassen waardoor we er meteen uitzien als ervaren trekkers. Wat we niet zijn. Onze laatste fietsvakantie was in 1984 en voor trainen hebben we geen tijd. De enige serieuze afstand die we voor de vakantie afleggen is van Leiden naar Utrecht (om die tassen te halen) en dan nemen we ook nog lafhartig de trein terug naar huis. Maar vooruit: we schatten in dat een flinke tube butt butter ons door de voorgenomen 90 kilometer per dag heen gaat slepen. Dat vermoeden komt uit, bovendien hebben we bijna de hele weg de wind in de rug, wat een hoop energie scheelt.

Wat is daar zo groen?

Zo’n fietsvakantie is enorm overzichtelijk. Je stapt ’s morgens op, zet de Komoot-app aan, fietst naar je bestemming en daar ga je eten en slapen. Heel rustgevend. Wat daarbij ook erg meehelpt, is de dodelijke saaiheid van zowel het Noord-Duitse als het Deense platteland. Mais, aardappels, graan, en dat ad infinitum. Zelfs op de rijen majestueuze windmolens raken we uitgekeken. We zoeken afleiding door de onduidelijke gewassen te determineren waar we urenlang tussendoor fietsen. Na vele jaren van biologische groentepakketten maak je ons niet gek met een snijbiet of een pastinaak, maar het blijft gissen wat de Duitse boeren zo massaal voor groene blaadjes hebben ingezaaid. Dan maar road kill tellen om de kilometers door te komen. We zien een platgereden valk, een mol, een egel en een hond (“Een hond? Ik dacht een kat. Zullen we even terug om te kijken?”).

Elke dag schransen

Wie ver fietst, moet veel schransen. Maar ondanks alle velden vol groente is vegetarisch eten onderweg een dingetje. In Duitsland is pasta met Pfifferlinge onze redding. In Denemarken geeft de mevrouw in het hotel ons de keus tussen sla en vis, maar vinden we een vegaburger in het winkelcentrum.

Halverwege de reis realiseren we ons dat elke dag overnachten in een ander hotel (met verse lakens en frisgewassen handdoeken) niet erg duurzaam is, maar ik word al op voorhand chagrijnig van het idee dat ik steeds een (natte) tent zou moeten opzetten en weer inpakken. Dat probleem schuiven we dus even voor ons uit tot de volgende vakantie.

Maffiosi

Na 908 kilometer heen, een weerzien met ons kind en een paar dagen uitrusten bij de Denen, moeten we ook weer terug. Dat is een makkie met de Flixbus. De bestuurders zien eruit alsof ze zojuist een baan in de Oost-Europese maffia hebben ingeruild voor een eerlijk bestaan als buschauffeur en hun Engels is rudimentair, maar ze zetten snel en goed onze fietsen vast in de fietsendrager achterop de bus. Voor iets meer dan 100 euro (voor 2 personen én de fietsen) stappen we om 4 uur ’s middags op in Kopenhagen en de volgende ochtend weer uit op Schiphol Plaza, mooi op tijd voor het ontbijt. Wanneer we terugfietsen vanaf de luchthaven scheren de vliegtuigen rakelings over ons hoofd en kunnen we nog even een teug kerosine inademen. Ze zijn vast op weg naar Bali…

*Bereken je eigen verborgen impact hier