Tallinn per trein

We zouden naar Tallinn. Ja, ook ik moest even opzoeken waar dat ligt: je rijdt vanuit Warschau zo’n beetje schuin naar het noorden. Niet te veel naar rechts, dan zit je al snel in Rusland. Tallinn is 2203 kilometer verwijderd van mijn woonplaats Leiden. Best ver voor een stedentripje, maar hoe gaan die dingen? Je kind studeert er (“Waarom in ’s hemelsnaam daar?!” “Iedereen gaat al naar Barcelona of Parijs, mam. Zo saai!”) en als betrokken ouder wil je graag ter plekke controleren of ze een beetje gezond eet en zo.

Met het vliegtuig overbrug je de afstand naar Tallinn comfortabel in een uurtje of tweeënhalf, voor een bescheiden 250 euro per persoon (retour). Maar vliegen kan niet, besluit ik. Je kunt niet losjes een halve ton CO2 gaan lopen uitstoten (maal 2, want met 2 personen. En nog eens maal 2, want heen en terug) als je werkt aan de energietransitie en een beetje geloofwaardig wilt blijven.

Met de Flixbus dan, dat prachtige netwerk van betaalbare busverbindingen door heel Europa? Voor 100 euro rijd je in 38 uur van Amsterdam naar Estland, met slechts 1 overstap in Berlijn. Ideaal! Ik wil meteen boeken, maar mijn drie dochters, die de Flixbus-experience van binnenuit kennen, kijken bedenkelijk. “Er zitten hele rare mensen in die bus, mam. En ze stinken.” Dat lijkt me overkomelijk, ik zal zelf na 38 uur in een bus ook niet meer naar een lentebriesje ruiken. Maar mijn man (1.92 m) spreekt een veto uit. No way dat hij anderhalf etmaal opgevouwen in een touringcar gaat zitten. Hij is geen 20 meer (wat waar is).

Dan ontvang ik een mail van de NS: “Even ertussenuit? Ontdek Europa met de trein.” Dat treft, laten we de ICE nemen! Helaas houdt Europa voor de NS op voorbij Parijs en Londen. Een kaartje naar Tallinn? Daar kunnen ze niets mee bij NS International. Op naar de treinreiswinkel dan maar, die eerder wonderen voor ons heeft verricht toen we naar Napels wilden. Daar hangt op het raam een A-viertje over de “vernietigende werking van de coronacrisis”. Sowieso zijn er nog maar weinig internationale treinen over, laat een moedeloze medewerker via de mail weten. En voor dit soort buitenissige verzoeken hebben ze geen capaciteit. Maar kijk vooral zelf even op de website van de Deutsche Bahn.

Zo gezegd, zo gedaan. We kunnen boeken tot Warschau. Daarna is het unknown territory. Er gaan geruchten over 1 trein per week richting het noorden, maar ons Pools schiet tekort om dat te kunnen verifiëren.

Naar Warschau dus. ’s Ochtends om 5.15 uur nemen we in Leiden een taxi naar het station. Door ervaring wijs geworden, hebben we bij elke overstap ruimte ingepland. Aansluiting gemist? Dan is er gewoon een volgende trein die ons nog steeds tijdig bij de internationale trein richting Berlijn aflevert. Maar het wordt ingewikkeld als de NS onaangekondigd ook de reservetrein schrapt. Om 6 uur ’s ochtends zijn we al gestrand op Schiphol. Gelukkig hebben we de Uber-app. De wanhopige Amerikaanse die we aantreffen bij de kaartautomaat en óók naar Duitsland moet, kan met haar puberzoon meteen mee. Omdat het nog vroeg is, kan de taxichauffeur lekker scheuren op de snelweg naar Utrecht. Dat de echtgenoot in de haast zijn muts in de taxi laat liggen, nemen we voor lief. We hebben de ICE naar Berlijn gehaald!

In de Duitse restauratiewagen wordt koffie uit porseleinen kopjes en Rottkäppchen Sekt geschonken. Bonuspunten! Dat Duitse treinen pünktlich zouden zijn, is echter een reeds lang achterhaalde mythe: natuurlijk missen we ’s middags  ̶  na wat onvoorziene, paniekerige overstappen en tergend stapvoets rijdende treinen  ̶  de aansluiting in Berlijn. Dat komt goed uit, nu hebben we alle tijd om een nieuwe muts te kopen op het Hauptbahnhof (het vriest vast in Tallinn, je zit daar bijna in Siberië tenslotte). Om elf uur ’s avonds bereiken we Warschau, waar een tweede Uber ons naar het hotel brengt. We zijn halverwege.

De volgende ochtend vroeg gaat het verder met een huurauto. We hebben nog een kleine 1.000 km te gaan: Polen uit en dan dwars door alle drie de Baltische staten, Litouwen, Letland en Estland. Onze verwachtingen over fraaie, met Europees geld aangelegde snelwegen richting het noorden blijken op niets gebaseerd. Litouwen heeft 516 km snelweg, Letland nul, evenmin als Estland. De enige doorgaande route is een onverlichte tweebaansweg, waar ook al het vrachtverkeer richting de Finse Golf overheen dendert. Harder dan 90 km mogen we niet en dat is maar goed ook, zeker wanneer rond 4 uur ’s middags de schemering invalt, het begint te regenen en de enige verlichting de koplampen van de tegemoetkomende vrachtwagens is.

We zetten het Russisch Kozakken-koor nog maar eens op en beluisteren een podcast over Letland. Na 14 uur non-stop rijden bereiken we Tallinn, waar inmiddels de dooi is ingetreden en we tussen hoge bergen smeltende sneeuw de stad binnenrijden. Dochter meldt zich druipend van de regen in de hotellobby. Het is gelukt, na 40 uur zijn we er!
Nu hoeven we alleen nog terug.

Nawoord
De hele reis, heen en terug, heeft ons 4 dagen gekost. Plus € 579,60 voor de trein (retour eersteklas voor 2 personen), € 334,57 euro voor 2 hotelovernachtingen in Warschau, € 276 voor autohuur, € 183,70 voor brandstof en € 70,50 voor de taxi’s. In totaal € 1.444,37. Ik troost me met de CO2-rekentool. Mooi wel driekwart bespaard aan uitstoot vergeleken met een vliegreis. Ga ik nog een keer naar Tallinn met de trein? Echt niet! Dat kind gaat maar lekker verder studeren in Leiden. Ik pak de fiets wel om te controleren of ze gezond eet.