Bar slecht communiceren: iedereen kan het!

November 2022. Het stationsplein in Leiden is opgebroken en als voetganger moet je langs een smal looppad. Daar struikel ik op weg naar de fietsenstalling, val plat op mijn gezicht en word bloedend en lelijk gekneusd afgevoerd naar de eerste hulp. Die bevindt zich toevallig direct achter het station; ik heb ook altijd geluk! In het ziekenhuis hoor ik dat ik niet het enige slachtoffer ben van de werkzaamheden. Ze vallen hier bij bosjes.

De volgende dag stuur ik een mailtje naar de gemeente Leiden: kunnen ze snel iets doen aan de situatie? Ik word gebeld door (vermoed ik) de aannemer. Die wil vooral van me weten of ik juridische stappen ga zetten – wat ik niet van plan ben. Daarna voegt hij me toe dat dit toch echt mijn eigen schuld is; had ik maar beter moeten opletten. Ik hang op.

Fast forward naar maart 2025. Wandelend door Antwerpen struikel ik op de hoek van Kipdorp en de Minderbroedersrui. Ik val plat op mijn gezicht en word bloedend en met een gebroken elleboog van het asfalt geraapt. De volgende dag ga ik terug naar de plek des onheils: daar blijkt de tramrails abrupt te stoppen op een oversteekplaats. Twee stukken metaal steken verraderlijk boven het plaveisel uit. Ernaast ligt een ingedroogd bloedplasje.

De volgende dag stuur ik, je raadt het al, een mailtje naar de gemeente Antwerpen. Ik leg uit wat het gevolg van hun slechte stratenonderhoud is en voeg een foto bij van het kruispunt. Ombudsvrouw Karla zet ik in de cc. De ombudsvrouw reageert per ommegaande. Ik krijg een dossiernummer. De gemeente pakt dit op, zegt de ombudsvrouw, dus ik doe even niets. Thomas van de Centrale Schadecel van de gemeente antwoordt ook. Ik krijg een dossiernummer. Hier kunnen wij niets aan doen, zegt Thomas. Ga maar naar de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn. Wij sluiten uw dossier hierbij af.

Ik wil helemaal niet mailen naar de Vlaamse vervoersmaatschappij, want mijn arm doet pijn. En typen met één hand gaat zo langzaam, dat ik uit ongeduld het liefst  mijn toetsenbord tegen de muur wil kwakken. Maar vooruit. Ik stuur een berichtje waarin ik zeg dat ik De Lijn aansprakelijk houd voor dit onheil.

Er komt een factuur van het ziekenhuis.

Een week lang hoor ik niets van de Vlaamse Vervoersmaatschappij, dus ik heb alle tijd om na te denken over wat er allemaal niet lukt met één arm: je haar wassen. Fietsen. Werk doen achter de computer. Een potje jam opendraaien. Ik stuur een herinnering naar De Lijn.

Er komt een factuur van de tandarts.

Dan wordt Lien van de juridische dienst wakker. Ik krijg een dossiernummer. En de vraag of een onafhankelijke getuige mijn verhaal kan bevestigen. Op basis van een eenzijdige verklaring kan ze natuurlijk geen verantwoordelijkheid aanvaarden. Ik mail terug dat ik inderdaad een onafhankelijk getuige heb en dat ze ook mijn medisch dossier mogen inzien om te verifiëren of ik wel echt mijn arm heb gebroken. Maar dat ik dat pad niet zal inslaan. Een excuus is voldoende.

Mijn arm doet pijn. Er komt een tweede factuur van de tandarts.

Lien is blij dat ik mijn gevoelens over de zaak met haar deel, mailt ze terug. Helaas is zij slechts specialist verzekeringen en kan ze verder niets voor me doen. Ze raadt me aan contact op te nemen met de klantenservice en daarbij vooral niet te vergeten mijn dossiernummer te vermelden.

Ik weet het niet, Lien. Ik denk dat ik het hier maar bij laat. Ik haal een nieuw doosje Ibuprofen en ga aan het werk. Wie zal ik vandaag eens adviseren over communicatie?